In Srimad Bhagavad Gita Zoals Ze Is,
hoofdstuk 2, Vers 31, het laatste deel van de uitleg, zegt Srila Prabhupada:
Er bestaan twee soorten sva-dharma’s
of specifieke plichten. Zolang men nog niet bevrijd is, moet men, in
overeenstemming met de religieuze principes, de plichten vervullen die bij zijn
bepaalde lichaam horen om bevrijding te bereiken. Is men eenmaal bevrijd, dan
is het sva-dharma, de specifieke plicht, spiritueel en niet meer
onderhevig aan een materiële en lichamelijke levensopvatting. Binnen een
lichamelijke levensopvatting zijn er verschillende plichten voor de brāhmaṇa’s
en de kṣatriya’s en zulke plichten zijn onvermijdelijk. Ieders sva-dharma
wordt door de Heer voorgeschreven; dit zal in het vierde hoofdstuk worden
verduidelijkt. Op het lichamelijk niveau wordt sva-dharma aangeduid met varṇāśrama-dharma
of de springplank voor de mens om tot spirituele bewustwording te komen. Van
menselijke samenleving is sprake vanaf het niveau van varṇāśrama-dharma
of de specifieke plichten overeenkomstig de specifieke hoedanigheden van de
natuur die bij het lichaam horen dat men gekregen heeft. Wie binnen welk type
activiteiten dan ook zijn specifieke plicht vervult in overeenstemming met de
instructies van hogere autoriteiten, zal daardoor tot een hoger bestaansniveau
worden verheven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten