HOOFDSTUK 1 Arjuna Viṣāda-yōga
Dharma-kṣetre 1.1
Duryodhana's diplomatie 1.3-11
Tekenen van overwinning voor de Pāṇḍava's 1.14-20
Kṛṣṇa als Bhakta-vatsala 1.21-27
Arjuna's redenen om niet te vechten 1.28-46
Terwijl de vijandige legers klaarstaan voor de strijd, ziet Arjuna, de machtige krijger, zijn intieme verwanten, leraren en vrienden in beide legers klaar om te vechten en hun levens op te offeren. Overmand door verdriet en medelijden, faalt Arjuna in kracht, zijn geest raakt verbijsterd en hij geeft zijn vastberadenheid om te vechten op.
INLEIDING: VOORBEREIDINGEN VOOR DE OORLOG (1–13)
Dhṛtarāṣṭra vraagt Sañjaya naar de gebeurtenissen die plaatsvonden in Kurukṣetra. Sañjaya beschrijft hoe Duryodhana, met behulp van diplomatie, het probleem oplost van het aanmoedigen van Droṇācārya zonder Bhīṣma en anderen te beledigen. Bhīṣma verzamelt zijn soldaten met het geluid van zijn schelphoorn. Toch duidt de symboliek van de schelphoorn op hun nederlaag.
1: Dhṛtarāṣṭra's vraag aan Sañjaya: Blinde Dhṛtarāṣṭra, die partijdig is voor zijn eigen zonen, vraagt wat zijn zonen en de Pāṇḍava's deden op het slagveld.
2-11: Duryodhana's angst en diplomatie bij het beschrijven van de legers: Duryodhana gaat naar Droṇācārya en beschrijft de krijgers van het leger van de Pāṇḍavas en zijn eigen leger en vergelijkt ze.
12-19: Blazen van schelphoorns (tekenen van overwinning van de Pāṇḍavas): Heer Kṛṣṇa en de Pāṇḍavas blazen op hun schelphoorns en verbrijzelen zo de harten van de tegenpartij.
TEKENEN VAN OVERWINNING (14–20)
Sañjaya beschrijft verschillende tekenen van overwinning voor het Pāṇḍava-leger, met name het transcendentale geluid van de schelphoorns van Kṛṣṇa en Arjuna, dat de harten van de zonen van Dhṛtarāṣṭra verbrijzelde.
12-19: Blazen van schelphoorns (Tekenen van overwinning van de Pāṇḍava's): Heer Kṛṣṇa en de Pāṇḍava's blazen op hun schelphoorns en verbrijzelen zo de harten van de tegenpartij.
20-27: Arjuna observeert de legers
KṚṢṆA ALS BHAKTA-VATSALA (21–27)
Kṛṣṇa verschijnt als de wagenmenner van Arjuna, en onthult Zijn kwaliteit als bhakta-vatsala. Arjuna beveelt Kṛṣṇa om zijn wagen tussen de twee legers te plaatsen, omdat hij wil zien wie er aanwezig is. Arjuna aarzelt om te vechten als hij ziet wie er voor de strijd verzameld zijn.
20-27: Arjuna observeert de legers
20-25: Arjuna verlangt ernaar om de aanhangers van Duryodhana te zien en vraagt Kṛṣṇa om de wagen tussen de twee legers te nemen.
26-27: Arjuna wordt overweldigd door mededogen als hij verschillende soorten verwanten ziet.
ARJUNA'S TWIJFEL (28–46)
Mededogen: Arjuna, een zachtaardige toegewijde, raakt overweldigd door mededogen en vergeet zichzelf wanneer hij zijn verwanten voor zich ziet. Hij is bang geworden door een materiële opvatting van het leven.
Genieten: Hij beweert dat hij niet van zijn koninkrijk zal kunnen genieten als het ten koste gaat van de levens van zijn familieleden. Hij vreest zondige reacties voor het doden van zijn verwanten.
Heiligheid en angst voor zondige reacties: Arjuna beweert dat het doden van je familie zondig is en naar de hel zal leiden. Het hogere principe is dat echte religie is wat Kṛṣṇa zegt of wil.
Vernietiging van familie: Arjuna beweert verder dat de vernietiging van de dynastie zal leiden tot onkuise vrouwen, ongewenste kinderen en het einde van de spirituele cultuur. Arjuna, die heeft besloten niet te vechten, gooit uiteindelijk zijn boog weg en gaat op de strijdwagen zitten.
28-46: Arjuna’s redenen om niet te vechten
28-30: Eerste reden – Mededogen voor familieleden en de daaruit voortvloeiende lichamelijke symptomen
31-35: Tweede reden – Geen genot voorzien in de overwinning
36-38: Derde reden – Angst voor zondige reacties
39-43: Vierde reden – Schadelijke effecten van het vernietigen van de familie
44-46: Arjuna, die door verdriet overmand is, besluit niet te vechten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten