ekākī — alleen;
śucau — in een geheiligde; deśe — gebied;
योगी युञ्जीत सततमात्मानं रहसि स्थित: ।
एकाकी यतचित्तात्मा निराशीरपरिग्रह: ॥ १० ॥
yogī yuñjīta satatam ātmānaṁ rahasi sthitaḥ
ekākī yata-cittātmā nirāśīr aparigrahaḥ
Synoniemen
yogī — een transcendentalist; yuñjīta — moet zich op Kṛṣṇa-bewustzijn concentreren; satatam — onophoudelijk; ātmānam — zichzelf (met zijn lichaam, geest en zelf); rahasi — op een afgezonderde plaats; sthitaḥ — zich bevindend; ekākī — alleen; yata-citta-ātmā — altijd zorgvuldig zijn geest beheersend; nirāśīḥ — zonder tot iets anders aangetrokken te worden; aparigrahaḥ — vrij van het gevoel iets te bezitten.
Vertaling
De transcendentalist moet zijn lichaam, geest en zelf altijd gebruiken in relatie met de Allerhoogste. Hij moet alleen en op een afgezonderde plaats leven en voortdurend zorgvuldig zijn geest beheersen. Hij moet vrij zijn van verlangens en van het idee iets te bezitten.
Betekenisverklaring
Iemand kan zich op verschillende niveaus bewust zijn van Kṛṣṇa, namelijk Kṛṣṇa als Brahman, Paramātmā en de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. In het kort betekent Kṛṣṇa-bewustzijn dat iemand altijd transcendentale liefdedienst aan de Heer bewijst. Maar zij die gehecht zijn aan het onpersoonlijk Brahman of de gelokaliseerde Superziel zijn ook gedeeltelijk Kṛṣṇa-bewust, omdat het onpersoonlijk Brahman de spirituele uitstraling van Kṛṣṇa is en de Superziel de alomtegenwoordige deelexpansie van Kṛṣṇa. Op die manier zijn de impersonalisten en zij die mediteren ook indirect Kṛṣṇa-bewust. Een persoon die direct Kṛṣṇa-bewust is, is de allerhoogste transcendentalist, omdat zo’n toegewijde weet wat er met Brahman en Paramātmā bedoeld wordt. Zijn kennis van de Absolute Waarheid is perfect, terwijl de impersonalist en de mediterende yogī niet volmaakt Kṛṣṇa-bewust zijn. Ondanks dat krijgen ze hier allemaal de instructie voortdurend bezig te zijn met hun bepaalde activiteiten, zodat ze vroeg of laat tot de hoogste perfectie zullen komen.
De eerste taak van een transcendentalist is om zijn geest altijd gericht te houden op Kṛṣṇa. Men moet altijd aan Kṛṣṇa denken en Hem geen moment vergeten. De concentratie van de geest op de Allerhoogste wordt samādhi of de toestand van diepe meditatie genoemd. Om de geest te kunnen concentreren moet iemand altijd in afzondering blijven en verstoring door externe objecten vermijden. Hij moet zeer zorgvuldig zijn in het aanvaarden van gunstige voorwaarden die zijn bewustwording beïnvloeden en in het verwerpen van ongunstige. Daarnaast moet hij volkomen vastberaden zijn niet te hunkeren naar onnodige materiële dingen die hem verstrikken door een besef van eigendom. Aan al deze voorzorgsmaatregelen wordt perfect voldaan wanneer iemand direct Kṛṣṇa-bewustzijn beoefent, omdat direct Kṛṣṇa-bewustzijn zelfverloochening betekent, wat de kans op materiële bezitsdrang zeer klein maakt. Śrīla Rūpa Gosvāmī karakteriseert Kṛṣṇa-bewustzijn als volgt:
anāsaktasya viṣayān, yathārham upayuñjataḥ
nirbandhaḥ kṛṣṇa-sambandhe, yuktaṁ vairāgyam ucyate
prāpañcikatayā buddhyā
hari-sambandhi-vastunaḥ
mumukṣubhiḥ parityāgo
vairāgyaṁ phalgu kathyate
‘Wanneer iemand nergens aan gehecht is, maar tegelijkertijd alles aanvaardt wat in verband staat met Kṛṣṇa, dan is hij op de juiste manier verheven boven bezitsdrang. De onthechting van iemand die daarentegen alles verwerpt zonder te weten in wat voor relatie het met Kṛṣṇa staat, is niet zo compleet.’ (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.255-256)
Een Kṛṣṇa-bewust persoon weet heel goed dat alles eigendom van Kṛṣṇa is en daarom heeft hij nooit het idee dat hij persoonlijke eigendommen bezit. Voor zichzelf hunkert hij op die manier nergens naar. Hij weet dingen die gunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te aanvaarden en dingen die ongunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te verwerpen. Hij houdt zich altijd afzijdig van materiële dingen, omdat hij altijd transcendentaal is, en hij is altijd alleen, omdat hij niets te maken heeft met personen die niet Kṛṣṇa-bewust zijn. Daarom is een Kṛṣṇa-bewust persoon de perfecte yogī.
शुचौ देशे प्रतिष्ठाप्य स्थिरमासनमात्मन: ।
नात्युच्छ्रितं नातिनीचं चैलाजिनकुशोत्तरम् ॥ ११ ॥
तत्रैकाग्रं मन: कृत्वा यतचित्तेन्द्रियक्रिय ।
उपविश्यासने युञ्ज्याद्योगमात्मविशुद्धये ॥ १२ ॥
śucau deśe pratiṣṭhāpya sthiram āsanam ātmanaḥ
nāty-ucchritaṁ nāti-nīcaṁ cailājina-kuśottaram
tatraikāgraṁ manaḥ kṛtvā yata-cittendriya-kriyaḥ
upaviśyāsane yuñjyād yogam ātma-viśuddhaye
Synoniemen
śucau — in een geheiligde; deśe — gebied; pratiṣṭhāpya — plaatsend; sthiram — stabiele; āsanam — zitplaats; ātmanaḥ — zijn eigen; na — niet; ati — te; ucchritam — hoog; na — noch; ati — te; nīcam — laag; caila-ajina — van een zachte doek en een hertenvel; kuśa — en kuśa-gras; uttaram — bedekking; tatra — daarop; eka-agram — met de aandacht op īīn ding gericht; manaḥ — de geest; kṛtvā — makend; yata-citta — de gedachten beheersen; indriya — zintuigen; kriyaḥ — en activiteiten; upaviśya — zittend; āsane — op de zitplaats; yuñjyāt — moet verrichten; yogam — yogabeoefening; ātma — het hart; viśuddhaye — om te zuiveren.
Vertaling
Om yoga te beoefenen moet men naar een afgezonderde plaats gaan, er kuśa-gras op de grond leggen en dit bedekken met een hertenvel en een zachte doek. De plek moet niet te hoog of te laag zijn en moet zich in een heilige plaats bevinden. De yogī moet daar dan in een stabiele houding gaan zitten en er yoga beoefenen om zijn hart te zuiveren door zijn geest, zintuigen en activiteiten te beheersen en door zijn aandacht op īīn punt te richten.
Betekenisverklaring
Een ‘heilige plaats’ verwijst naar pelgrimsoorden. In India verlaten de yogī’s, de transcendentalisten of de toegewijden, hun huis om in heilige plaatsen zoals Prayāga, Mathurā, Vṛndāvana, Hṛṣīkeśa en Hardwar te verblijven en in eenzaamheid yoga te beoefenen waar heilige rivieren zoals de Yamunā en de Ganges stromen. Maar vaak is dit niet mogelijk, vooral voor degenen buiten India. De zogenaamde yogaclubs in de grote steden mogen misschien succesvol zijn en materieel gezien winst maken, maar ze zijn volkomen ongeschikt om werkelijk yoga te beoefenen. Wie geen zelfbeheersing en geen onverstoorde geest heeft, kan geen meditatie beoefenen. In de Bṛhan-nāradīya Purāṇa wordt daarom gezegd dat het chanten van de heilige naam van de Heer de beste manier voor spirituele bewustwording is in het Kali-yuga, het huidige yuga of tijdperk waarin de mensen over het algemeen kort leven, traag zijn in spirituele bewustwording en altijd verstoord zijn door allerlei angsten.
harer nāma harer nāma
harer nāmaiva kevalam
kalau nāsty eva nāsty eva
nāsty eva gatir anyathā
‘In dit tijdperk van strijd en hypocrisie is het chanten van de heilige naam van de Heer de enige manier om verlost te worden. Er is geen andere weg. Er is geen andere weg. Er is geen andere weg.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten